Reactie VVD Zaanstad op amendement tijdens de voorjaarsnota: Onderzoek slavernijverleden

Op de raadsvergadering van 20 juni waar de voorjaarsnota behandeld is, is ook een motie op voordracht van PVDA Zaanstad over het onderzoek naar het slaverijverleden van Zaanstad behandeld. Een ingewikkeld onderwerp waar wij in de fractie ook lang over hebben gesproken. In dit artikel de lange versie van de bijdrage van de VVD uitgesproken door Annemarie van Nieuwamerongen.

Voorzitter, soms zie je jaar in, jaar uit dezelfde moties en/of amendementen ingediend worden. Zelf deed ik dat ook om Roze Zaterdag naar Zaanstad te halen en dat is gelukkig nu gelukt. Dit onderzoek naar het slavernijverleden bespreken we nu ook al een langere periode.

Een onderzoek waarvan we nu met zijn allen eigenlijk de uitkomst al weten: Ja, de Zaanstreek heeft, net als heel West-Europa, profijt gehad van de slavernij. Nee, de gemeente Zaanstad was niet direct betrokken omdat de gemeente toen nog niet bestond. Amsterdam, Enkhuizen en Middelburg waren toen wel de belangrijkste gemeenten op het gebied van slavernij waardoor een onderzoek daar veel meer informatie kan opleveren.

Één van de burgemeesters van Koog aan de Zaan, Evert Cornelis Smit, had aandelen in plantages in Suriname. Ook Zaankanters, zoals koopmannen, kochten aandelen in plantages of schepen. Een voorbeeld hiervan is Aris van Broek, een houthandelaar uit Westzaan. En Hollanders die hun schulden niet konden betalen of geestelijk niet helemaal in orde waren, werden ook slaaf; of in Holland of in de koloniën. Men dacht daar toen goed aan te doen: de schuld werd afbetaald en/of mensen werden tegen zichzelf in bescherming genomen waardoor ze via de arbeid toch een dak boven hun hoofd en te eten kregen.

In de Zaanstreek zijn wel producten gemaakt die indirect met de slavernij te maken hebben gehad. Onze belangrijke handelspartners waren Zweden (vanwege het goedkope hout voor boten, huizen, werktuigen enz) en Oekraïne voor het goedkope graan. Dit graan werd goedkoop ingekocht en in de Amsterdamse pakhuizen opgeslagen om in tijden van hongersnood tegen topprijzen te verkopen aan de hongerlijdende bevolking van bijvoorbeeld Frankrijk. Hierdoor werd Amsterdam rijk en konden vervolgens de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie opgericht worden die onze schepen nodig hadden. Eten, drinken en ander materiaal dat voor de reis nodig was, is ook in de Zaanstreek gemaakt.

Omdat de Hollandse grond toen nog niet vruchtbaar was, zat de handel in ons bloed. Dat zien we nu, dat zien we meerdere keren in onze geschiedenis. De tachtigjarige oorlog tegen het grote Spanje konden we volhouden door onze grond op te offeren en onder water te zetten, via de molens seinen over de Spanjaarden door te geven en door kogels aan zowel Hollanders als Spanjaarden te verkopen. Dat de Spanjaarden daarmee landgenoten doodden was jammer, maar daardoor hadden we wel geld om te handelen en de rest van de bevolking in leven te houden. Het doel heiligt de middelen.

Dezelfde strijd woedde toen tussen de protestanten en de katholieken. Er zijn meerdere boeken waarin wordt geadviseerd om liever slaven vrij te maken dan ze te verhandelen aan katholieken omdat de katholieke gedachte nog erger is dan lichamelijke slavernij en het verlies aan inkomsten voor de protestanten. Met de kennis en de normen en waarden van nu, zouden we dit dan nu ook toestaan?

Zoals wij een haatliefde verhouding met Duitsland hebben, zo hebben Spanje en Portugal dat onderling ook. De Spanjaarden haalden slaven uit Afrika, de Hollanders kochten hen waardoor de Spanjaarden geld hadden en de Hollanders goedkope arbeidskrachten die zij vervolgens duurder aan de Portugezen verkochten die hen naar Brazilië stuurden. Daardoor verdienden Hollanders geld en waren de Portugezen blij dat ze geen slaven van Spanjaarden gekocht hadden. Andersom gebeurde dit ook en zag men de mensen niet als mens, maar als handelswaar. Met de kennis en de normen en waarden van nu, zouden we dit dan nu ook toestaan?

Als handelswaar gezien worden, hadden zij in Afrika zelf ook al meegemaakt. In ruil voor de bekende kralen, spiegeltjes en wapens, verkochten stamhoofden hun eigen mensen in ruil voor meer macht. Vervolgens vielen zij andere stammen met hun nieuwe wapens aan, wonnen en verkochten de mensen die ze buit hadden gemaakt aan de West-Europeanen die ze vervolgens vaak via Curaçao naar Zuid-, Midden- of Noord-Amerika stuurden om te gaan werken op de plantages. Met de kennis en de normen en waarden van nu, zouden we dit dan nu ook toestaan?

Zo kunnen we nog een tijdje doorgaan. Graag wil ik van het verleden naar het heden gaan. Veel mensen hier in de zaal en maatschappij hebben gouden ringen, oorbellen, kettingen al dan niet versierd met edelstenen. Weet u onder welke omstandigheden die hier zijn komen? Hetzelfde geldt voor onze voedselindustrie. Weet u onder welke omstandigheden de cacao enz hier terecht is gekomen? Met de kennis en de normen en waarden van nu, in hoeverre dragen we hier nu zelf aan bij?

Dan de volgende vraag voor het onderzoek: de doorwerking van ons slavernijverleden in het heden. Die is er, op allerlei vlakken. Soms bekend, zoals discriminatie, soms onbekend. Discriminatie in zowel Nederland als in onze voormalige koloniën. Om het heel plat te zeggen, in Suriname kijken de bosnegers neer op de stadscreool in Paramaribo en vervolgens kijken de Javanen, Hindoestanen en Chinezen weer neer op de stadsnegers en was ik als Hollander de baccra die zoals altijd dacht te komen vertellen hoe het moet en alleen goed voor het geld. Een ander voorbeeld; toen ik in Curaçao woonde, werkte ik voor het museum Kura Hulanda, ook wel bekend als het slavernijmuseum. In de huidige maatschappij wordt daar ook nog volop gediscrimineerd, deels op basis van het slavernijverleden. Als een Antilliaan te hard werkt, zegt de ander “zeg, je bent toch geen Surinamer?” want die werk(t)en harder. Voor tuinmannen moet je geen Antillianen aannemen, maar Haïtianen. En zo is er voor allerlei werkzaamheden nu nog steeds een duidelijke verdeling te zien op het eiland. En dan de meer onbekende doorwerking van het slavernijverleden. Een tijdje geleden zeiden er twee jongens dat ze matties zijn. “Dat hoop ik niet”, floepte ik er direct uit. “Wij zijn vrienden” zeiden ze met de gedachte dat ik niet wist wat het woord matties bekent. Ik heb ze uitgelegd dat ik hoop dat ze nog heel lang vrienden zijn, maar nooit elkaars mattie. Mattie komt namelijk van het woord mati, maatje en was letterlijk de term die mensen gebruikten om aan te geven dat ze met samen slaven waren: ze waren elkaars (scheeps)mati, elkaars mattie.

Wat betreft het gevraagde onderzoek: eigenlijk weten we met zijn allen de uitkomsten al. Eigenlijk zouden we, zoals het college al vaker heeft voorgesteld, als VVD veel liever die drie ton gebruiken voor het heden om dialogen tussen verschillende mensen te organiseren zodat we meer begrip voor elkaars standpunten, emoties en geschiedenis krijgen. Dan nog mogen we het met elkaar oneens zijn, maar blijft respect de boventoon voeren.

Tegelijkertijd weten we dat, als het amendement vanavond niet wordt aangenomen, we anders nog jaren over dit onderzoek hier in de raad praten en we niet verder komen op dit onderwerp. En dit is gelijk ons dilemma: stemmen we voor (zodat we verder kunnen) of stemmen we tegen (omdat we de uitkomsten al weten)? Daarom zullen wij verdeeld stemmen voor dit amendement. 

Zoals wel eens vaker hier verteld, heb ik voor het slavernijmuseum Kura Hulanda op Curaçao gewerkt. Daar staan een aantal mooie teksten geschreven door nazaten van slaven en de meest indringende vond ik: “laat oud zeer je niet opnieuw knechten”. Ik hoop dat we dit wijze advies blijven uitdragen.

Dankuwel.

Annemarie van Nieuwamerongen


Deze tekst in opgesteld in samenwerking zowel de Surinaamse als de Antiliaanse gemeenschap.